Augustinus
Romeins filosoof, theoloog en Kerkvader
(354-430)
Augustinus kwam ter wereld en stierf in de toenmalige gekerstende West-Romeinse provincie Africa, tegenwoordig noordoost Algerije en noord-Tunesië in de Aures-gebergten genoemd. Hij werd geboren in het provinciestadje Thagaste (het tegenwoordige Souk-Ahras) als zoon van Berberse ouders, de raadsheer Patricius en Monica, een vrome christelijke vrouw. Hij overleed in Hippo Regius (het tegenwoordige Annaba), waar hij van 396 tot zijn dood bisschop was.
Zijn ouders hadden het financieel niet breed, maar trachtten desondanks hem de beste opvoeding van die tijd te geven. Augustinus genoot lager en voorbereidend hoger onderwijs in Thagaste en Madaura. Na de vroege dood van zijn vader liet moeder Monica (financieel gesteund door anderen) hem studeren. In 375, op 21-jarige leeftijd, werd hij leraar in zijn geboorteplaats, en het jaar daarop vestigde hij zich in Carthago als leraar in de retorica. Vermoedelijk in 383 verhuisde hij naar Rome, waarna hij in 384 tot retor aan het hof in Milaan werd benoemd.
Wanneer Augustinus op 18 jarige leeftijd met de filosofie kennismaakt door het lezen van een dialoog van Cicero, heeft ze voor hem de oorspronkelijke betekenis van liefde voor de wijsheid. Wijsheid is in deze traditie geen leer of systeem, maar iets heel praktisch: het is een manier van leven. Het zoeken naar wijsheid hangt samen met het zoeken naar geluk, naar de grond van het bestaan, naar de vervulling, die dat verlangen kan bevredigen. Die grond van het bestaan wordt gezien als het goddelijke princiep, waardoor alles is geordend en in stand wordt gehouden. Het wordt in het Grieks Logos genoemd.
Wanneer Augustinus, meer dan vijfentwintig jaar later, zijn Belijdenissen schrijft, stelt hij vast dat door deze eerste ontmoeting met de filosofie tevens zijn religieuze ontwikkeling in gang is gezet. In het derde boek legt hij daarvan getuigenis af. Zie de volgende citaten:
Dat boek veranderde mijn gevoelens. Het veranderde mijn gebeden, Heer, om bij U zelf te zijn. Het veranderde mijn wensen en verlangens. Ik zag plotseling de leegheid in van iedere ijdele verwachting en ik verlangde naar de onsterfelijke wijsheid met een ongelofelijke hartstocht. Ik begon op te staan om terug te gaan naar U. (Belijdenissen III,iv( 7)
Wat me zo aansprak in deze aansporing tot de filosofie was het advies om niet een of andere leer of systeem, maar de wijsheid zelf, in welke vorm dan ook te beminnen en te zoeken, te achterhalen en vast te houden en krachtig te omhelzen. (Belijdenissen III, iv (8)
Wat zich in de jonge Augustinus in eerste instantie openbaart is de liefde, het verlangen in zijn meest elementaire vorm. Het is een verlangen, dat nog niet is ingevuld en nog geen duidelijke inhoud heeft, maar zich wel bewust is dat geen enkel tijdelijk doel het geheel zal kunnen vervullen. Dit verlangen kun je transcendent noemen, want het zoekt de volkomen vervulling en overstijgt, transcendeert daarom al de tijdelijke en vergankelijke doelen. Dit verlangen blijft heel zijn leven de motor van zijn filosofie.
Het verlangen naar wijsheid en geluk is een universeel gegeven. Het inspireert tot een filosofische instelling, die niet puur intellectualistisch is. Met de term verlangen is reeds de basis van deze filosofische houding gegeven. Het gaat in eerste instantie niet om een beweging van het verstand, maar van het hart. Vóór het primaat van het ik denk, het cogito, is er bij Augustinus die van het ik verlang. Dat wil zeggen dat het denken altijd in functie staat van het verlangen en dat het verlangen om te kennen steeds gericht is op het beminnen van wat gekend wordt. Dat sluit het denken niet uit, maar het gaat hier om een verbrede rede: het denken van het hart.
De filosofie, die Augustinus aanhangt is niet nieuw en origineel. Augustinus staat met zijn opvatting over het verlangen binnen de antieke filosofie. Hij herneemt de eeuwenoude vragen en thema's van de antieke, met name de Platoonse filosofie en probeert ze opnieuw vorm te geven. Ook daar is de centrale drijfveer de liefde, het menselijke verlangen, de Eros. Volgens Plato heeft de liefde, de Eros een dubbel karakter.
Er zijn vanuit onze tijd wel enige vragen te stellen bij de bovengeschetste filosofie van Augustinus. Wat men tegen Augustinus en daarmee ook zijn Platonische filosofie zou kunnen inbrengen, is dat hij zo recht op zijn doel afgaat, dat alle aardse doelen overbodig en betekenisloos lijken te worden. Uit zijn verzuchting: Hoe brandde ik van verlangen om de aardse dingen te verlaten en naar U terug te vliegen, moet je concluderen dat er bij hem een zekere haast is te bespeuren om vanuit een bestaan vol ijdele verwachtingen zo snel mogelijk terug te keren naar een oorspronkelijke, meer werkelijk bestaan.
In 386 bekeerde hij zich tot het christendom. Hij werd met Pasen in 387 door Ambrosius, de bisschop van Milaan, gedoopt. Hierna keerde hij terug naar zijn geboorteplaats in Afrika, tijdens welke reis zijn moeder Monica in Ostia overleed. Na zich in Thagaste een paar jaar in stilte met Bijbelstudie te hebben beziggehouden, werd Augustinus in 391 half tegen zijn wil tot priester gewijd en in 395 tot medebisschop (met het recht van opvolging van de bisschop van Hippo Regius). Van 396 tot zijn dood in 430 was hij bisschop van de Kerk van Hippo Regius. Ook in die functie bleef hij een sober kloosterleven leiden in zijn bisschoppelijke woning. Augustinus stierf in 430 tijdens het beleg van en vlak voor de inname van Hippo door de Vandalen.
Toch blijkt bij zijn commentatoren, dat Augustinus in zijn leven de menselijke lichamelijkheid en heel de stoffelijke wereld in verhouding meer evenwichtig en positief heeft gewaardeerd dan zijn tijdgenoten en niet omgekeerd, zoals vaak wordt aangenomen.
Uitspraken
" De mensen trekken er op uit om zich te verbazen over de hoge bergtoppen, over de machtige golven van de zee, over rivieren met brede watervallen, over de uitgestrektheid van de oceaan, over de kringloop van de sterren. Maar ze verlaten zichzelf."
" Hun gebrek aan nederigheid, hun onvermogen namelijk om te accepteren dat zij niet in staat zijn op te klimmen naar de Logos, als de Logos niet afdaalt naar hen. "
" God is mens geworden opdat de mens God kon worden."
" De dood moet geen kwaad geacht worden, als hij het einde is van een goed leven."
" Bij wijsheid hoort het doorgronden met het intellect van wat eeuwig is; bij kennis het rationeel begrijpen van wat tijdelijk is."
" God dienen is de ware vrijheid."
" Een vriend is iemand die alles van je weet en toch van je houdt."
" Geloof is aannemen wat wij niet zien, en de beloning voor geloof is zien wat wij aannemen."
" Er zijn mensen, die vol geduld sterven, maar er zijn ook gehoorzame mensen, die met geduld blijven leven."
" Met liefde voor de mensen en haat voor hun zonden."
" Heb lief en doe wat je wilt."
" God heeft zout in onze monden gelegd, opdat wij naar Hem zouden dorsten."
" De mens ziet zichzelf nooit zoals hij is, maar slechts de weg, die voor hem ligt, en ook deze slechts op korte afstand. Als hij verder vooruit wil zien komt hij op dwaalwegen."
" De wereld is een boek. Wie niet reist, leest enkel één bladzijde."
" Alleen de liefhebbende deelneming biedt het middel de mensen te verstaan. "
" De aalmoes is slechts een teruggeven."
" De deugd is bet juiste gebruik van de vrije wil."
" Als je van het Evangelie overneemt wat je bevalt, dan geloof je meer aan jezelf dan aan het Evangelie."
" Geen booswicht die zichzelf niet het eerst kwaad doet."
" Begrafenissen zijn eerder een troost voor de levenden dan dat ze de doden tot iets dienen. "
" In elke bewondering steekt een huiveren."
" Als Rome gesproken heeft, is de zaak afgedaan."
" Als wij doen wat wij behoren te doen, verdienen wij geen lof omdat het onze plicht is."
" Het is roemrijker de oorlog te doden met het woord dan met het zwaard, de vrede te winnen met de vrede dan door de oorlog."
" Als jongeman bad ik tot God: "Geef me kuisheid en matigheid. Maar nu nog even niet."
" U heeft ons voor Uzelf geschapen, o Heer, en rusteloos is ons hart tot het rust vindt in U."
" Ga niet uit jezelf vandaan; richt je naar het binnenste, want in de innerlijke mens huist de waarheid."
" Geduld is de metgezel van wijsheid."
" Als Christus duizend maal geboren zou zijn in de stal, maar niet in ons hart, dan was Zijn geboorte overbodig."
" Geloof is aannemen wat wij niet zien en de beloning voor geloof is zien wat wij aannemen."
" Waarheid komt niet tot ons uit de duisternis, maar uit de Zon."
" De doden zijn niet afwezig, zij zijn alleen onzichtbaar."
" Schoonheid ontstaat door maat en harmonie en is te vinden in muziek en grammatica."
" God als kunstenaar, de ziel als toehoorder."
" Kunst = maat, orde en harmonie – de hoogste schoonheid is die van God (niet de zintuiglijke waarneming)."
" God is een persoon die zich na de schepping met de mensheid bezig houdt."
" Goed zingen is dubbel bidden."
'' Afgezien van hun jurisdictie, wat zijn regeringen anders dan grote roversbenden? ''
" Voor God is niets veraf of langdurig. Wil je, dat voor jou niets veraf of langdurig is, voeg je dan bij God, want daar zijn duizend jaar als de dag van heden."
" Gij hebt ons voor U geschapen, en rusteloos is ons hart tot het rust vindt in U."
" U hebt ons zo gemaakt dat wij naar u toe willen gaan, en ons hart kent geen rust, totdat het rust vindt in u."
" Als u God wilt zien, hebt u één gegeven om u een idee van Hem te vormen: "God is liefde."
" Gelukkig de mens die bezorgd is voor zwakken en armen. "
" Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien. "
" Woon in de liefde en zij zal in u wonen; blijf in de liefde en zij zal in u blijven."
" Al ken ik alle sacramenten, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen verzet; als ik de liefde niet heb, ben ik niets. "
" Ik leefde en dacht en zorgde voor mijn zelfbehoud. Een innerlijk instinct zei me te zorgen voor de integriteit van mijn zintuigen, en zelfs in mijn kleine gedachten over kleine dingen verheugde ik mij om de waarheid. Ik haatte het bedrogen te worden, ik ontwikkelde mijn geheugen, de manier om mij uit te drukken kreeg vorm, vriendschap boeide mij. Ik vluchtte pijn, gemeenheid en onwetendheid. Ieder van deze kwaliteiten is een gave van mijn God; ik heb ze mijzelf niet gegeven. Het zijn goede kwaliteiten, en hun geheel ben ikzelf. "
" Alleen de waarheid behaalt de overwinning, maar de overwinning van de waarheid is liefde. "
" De doornen van de wellust groeiden mij boven het hoofd en er was geen hand om hen uit te rukken. "
" Ik was verliefd op de liefde. Het was mijn verlangen te beminnen en bemind te worden, vooral wanneer ik kon genieten van het lichaam van de persoon die mij beminde. "
" De wonde toegebracht door de scheiding van mijn eerste vrouw, was niet genezen. Na ontstoken te zijn en hevige pijn, etterde de wonde. De pijn maakte mij als het ware ongevoelig, maar ook wanhopig. "
" Waarom wil je vertrouwen op jezelf? Om jezelf onbetrouwbaar te vinden? Werp jezelf in zijn armen; wees niet bang. Hij zal zichzelf niet terugtrekken zodat je valt. Maak de sprong zonder angst; Hij zal je opvangen en genezen. "
" De dood moet geen kwaad geacht worden, als hij het einde is van een goed leven."
" Een van zijn laatste woorden was een citaat van de neoplatonische filosoof, Plotinus: "Niet waarlijk groot is hij die het voor iets groots houdt dat hout en stenen uit elkaar vallen, en dat sterfelijke wezens sterven. "
Maak jouw eigen website met JouwWeb